Tijdlijn

De geschiedenis van Ten Boer is te verdelen in een aantal tijdsvakken.
Het begin met een verhaal over het ontstaan van het landschap tot ongeveer 1100. Van de prehistorie, onstaan van het geologische landschap (Dit moet nog geschreven worden)


Van 1100 tot 1594 over de ontginning van het landschap en de opkomst en ondergang van de kloosters eindigend met de reductie van Groningen


Van 1594 tot 1920 over de opkomst van de dorpen en de burgerij


Van 1920 tot heden over de verandering van transportmogelijkheden, toegenomen mobiliteit, verandering van arbeid en de betekenis van de landbouw voor de dorpen.



Ontstaan van het landschap

Moet nog geschreven worden.


De "kloostertijd"

Vier kloosters Op het grondgebied van de gemeente Ten Boer hebben vier kloosters gestaan. In Thesinge ontstond rond 1183 een van de eerste kloosters van Groningen. Dit Benedictijner nonnenklooster heette Germania. Het klooster van Wittewierum uit 1213, Bloemhof genaamd, is het meest bekend door de abten Emo en Menko die beiden een kroniek (soort dagboek) bijgehouden hebben. Hierin staat niet alleen de dagelijkse gang van zeken beschreven maar ook de wereldlijke zaken uit de omgeving en veel informatie over de ontginning van het landschap. In Ten Boer is in 1295 een Benedictijner nonnenklooster gesticht bij een al bestaande nederzetting (enige tijd ook een dubbelklooster (zowel mannen als vrouwen)). Sint Annen was het laatst gestichte klooster 1345, dit klooster was van de Cistecijner orde.

Ontginning

Het landschap rond Ten Boer was rond 1100 vooral moerasachtig. De Stadsweg was de voornaamste verbindingsweg maar transport gaat ook over het water en kleinere (kerk) paden. Er is veel minder transport dan tegenwoordig, de meeste bewoners leven van het land wat ze zelf bewerken, wat boeren meer produceren gaat over het algemeen naar de dichtsbijzijnde markt of wordt geruilt. De Fivel, de Delf en de Vismaar zijn belangrijke vaarwegen maar ook voor de afwatering erg belangrijk. In die tijd zijn er nog geen dijken aan de waddenzee. De riviertjes en Maren staan dan ook onder invloed van eb en vloed. Ook zijn er regelmatig overstromingen. De huizen en boerderijen worden dan ook op hoge plekken aangelegd zoals de oeverwallen langs de maren en op wierden. Veel van het lagere land bleef relatief ongebruikt. Om een dijk aan te leggen of land te ontwateren met de hand of eenvoudige gereedschappen zijn enorme klussen. Het bestuur van de provincie (de staat Nederland bestond nog niet) en de koning van Spanje was niet sterk. Zij hielden zich in deze regio niet bezig met de ontginning van het land. Juist de kloosters hadden de organisatiegraad en manschappen (en het kapitaal) om de verdere ontginning te kunnen doen. Omdat het land hier relatief leeg was konden kloosters grote gebieden ontginnen en zo enorme bezittingen verwerven. Rond 1200 werd begonnen met het aanleggen van dijken als zeewering. Dat hield de zee buiten maar het rivierwater en regenwater moet ook kunnen wegstromen. De zijlvesten (voorlopers van de waterschappen) legden daarvoor uitwateringssluizen aan (de zijlen of zielen). Door die bij eb open te laten en bij vloed dicht te houden bleef meer land droog. De zijlen waren zo belangrijk dat de plaatsen die zich ontwikkelden naar de zijl genoemd werden (Delftzijl, Termunterzijl, Lauwerszijl). Door deze samenwerking in de zijlvesten tussen kloosters en burgers konden zijlvesten in grotere gebieden de waterstand regelen. Vaak was een abt van een klooster de voorzitter van een zijlvest.

Groeiende invloed kloosters

In de enorme landerijen die de kloosters verwierven bouwden ze boerderijen. Deze boerderijen werden voorwerken genoemd. Op deze boerderijen werkten vooral ingehuurde mensen (die niet bij het klooster hoorden) en lekenbroeders. Deze laatsten hoorden wel bij het klooster maar zij waren geen monnik en hadden ook minder plichten om zich aan te houden. De kloosters werden zo steeds rijker en ook machtiger. Ook in het bestuur wat zich verder ontwikkelde en in de rechtspraak kregen ze een rol.

Het voornaamste geloof in deze regio (en eigenlijk heel het gebied wat later nederland werd) was tot de tachtigjarige oorlog het Rooms-katholieke geloof. De Tachtigjarige oorlog ging onder andere ook om het conflict tussen de reformisten en de Rooms Katholieken.

Omstreeks 1425 wordt het Damsterdiep gegraven. Enerzijds voor het vervoer over water (Stad Groningen krijgt een verbinding met zee) Maar ook als afwateringskanaal voor het (regen) water van de hoger gelegen gebieden in Drenthe.

De tachtig jarige oorlog

Juist de Stadsweg was in dit door sloten, maren en riviertjes doorsneden landschap een van de weinige of zelfs enige weg waar groepen soldaten zich langs konden verplaatsen. Het klooster van Ten Boer lag vlak aan deze weg. In de schermutselingen in de eeuw voorafgaand aan de 80jarige oorlog heeft ze meermalen tegen zijn zin onderdak moeten bieden aan groepen soldaten terwijl ze door de andere partij gewoon werden overvallen. Het klooster verarmde. Omdat het klooster van Thesinge van dezelfde kloosterorde is in 1485 besloten het klooster op te geven en de nonnen (en toen ook monniken) verhuisden naar Thesinge. Toch waren ook de andere kloosters die verder weg gelegen lagen niet veilig in 1582 is het klooster van Sint Annen (zie ook bij het verhaal over Sint Annen bij op deze site) overvallen en geplunderd door de soldaten van het Spaanse leger. In 1590 gebeurde dit opnieuw. Dit keer door een groep Geuzen.

Na de reductie

1594 is het jaar dat de provincie alle bezittingen van de rooms-katholieke kerk (het geloof van de verliezende partij uit de oorlog) tot haar eigendom verklaarde (de Reductie van Groningen). Zo dus ook alle kloosters van Ten Boer en alle landerijen die zij bezaten. Voor de monniken en nonnen werden afspraken gemaakt over huisvesting en een soort uitkering.
De bezittingen en de gebouwen van de kloosters werden verkocht aan de hoogst biedende en vanaf die tijd in gedeeltes afgebroken om de bouwmaterialen her te gebruiken. De Kerken bleven over het algemeen staan (soms in verkleinde vorm) en werden ontdaan van alle roomse symboliek en vervolgens hergebruikt voor het nieuwe (reformatie) geloof. Door de enorme bezittingen die de overheid toen in handen kreeg en de oprichting van de republiek der verenigde nederlanden in 1581 is het begin van Nederland als land echt op gang gekomen. In Groningen kreeg de provincie en de Groningen Stad als voornaamste stad en zetel van de provincie de grootste macht.
In de dorpen van Ten Boer worden de kloostergoederen in de loop van de tijd verkocht, de meeste gebouwen hebben geen nieuwe bestemming gekregen en zijn gesloopt. Wel bewaart zijn de kerk zijn in Thesinge en die van Ten Boer. In Garmerwolde staat ook nog een prachtige middeleeuwse kerk (hoewel daar nooit een klooster heeft gestaan). De overige gebouwen zijn gesloopt en de materialen hergebruikt, zo vind je nog steeds in fundamenten van oude huizen en in tuinmuurtjes in Ten Boer de kloostermoppen terug.
Een overgang naar een nieuwe periode van de groei van de burgerij en de agrarische economie.


Opkomst van de burgerij

Moet nog geschreven worden.


De "moderne" geschiedenis

Moet nog geschreven worden.


















vrouger.nl